Kenniscentrum

Een zorgproces door de bril van een bedrijfskundige

Zorg verlenen is mensenwerk en niet te vergelijken met het produceren van koekjes in een fabriek. Maar, we kunnen wel leren van de bedrijfskunde door zorgprocessen te benaderen als bedrijfsprocessen. In dit artikel bekijken we het zorgproces door de bril van een technisch bedrijfskundige: iemand die zich bezighoudt met het ontwerpen en verbeteren van bedrijfsprocessen. Dit levert waardevolle inzichten waarmee we vraag en aanbod van zorg beter op elkaar kunnen afstemmen.

De fasen van een zorgproces

Sterk versimpeld bestaat een zorgproces altijd uit de volgende fase [1]: aankomst, wachtrij, contact met zorgverlener en vertrek.

Aankomst: Het moment waarop de patiënt zijn zorgvraag kenbaar maakt aan de zorgverlener. Denk aan een telefoontje naar de huisarts, een verwijzing naar een revalidatiecentrum of een bezoek aan de spoedeisende hulp in het ziekenhuis.

Wachtrij: In de periode tussen de aankomst en het contact met de zorgverlener bevindt de patiënt zich in de wachtrij. De patiënt kan deze tijd bijvoorbeeld thuis overbruggen, wachtend op een datum voor een electieve operatie, of in de wachtruimte van de spoedeisende hulp.

Contact met zorgverlener: Dit is de stap waarin de zorg daadwerkelijk verleend wordt en er contact is tussen de patiënt en de zorgverlener. Dit kan bijvoorbeeld een consult, opname op operatie zijn.

Vertrek: Na het contact met de zorgverlener “vertrekt” de patiënt en is het proces afgerond. Vanuit hier kan eventueel een nieuw zorgproces starten als gevolg van een doorverwijzing of een nieuwe fase in het behandeltraject.

Vanuit het patiëntperspectief is het wenselijk dat de zorg kwalitatief goed is en het zorgproces zo vlot mogelijk kan worden doorlopen. Dat betekent dat de tijd die de patiënt (onvrijwillig) in de wachtrij doorbrengt zo klein mogelijk is en het contact met zorgverlener precies zo lang duurt als wenselijk is. De zorgorganisatie wil zoveel mogelijk mensen helpen (we negeren even de productieplafonds), maar ook dat de kosten voor het leveren van die zorg beperkt blijven. Voor de zorgverlener is het prettig als de werkdruk enigszins gelijkmatig is: het ene moment piekdrukte terwijl er op het andere moment geen werk is, is onwenselijk.

[1] Parallel aan deze stappen vinden er natuurlijk allerlei aanvullende handelingen plaats, zoals triage, het opvragen van documenten, overleg tussen zorgverleners, behandelplanning, afspraakplanning en patiëntvervoer. Deze handelingen beïnvloeden

de snelheid waarin het proces wordt doorlopen, maar laten we nu verder buiten beschouwing.

De rol van variabiliteit

Het minimaliseren van de tijd in de wachtrij is eenvoudig wanneer de beschikbare capaciteit van de zorgverlener telkens groter is dan de benodigde capaciteit om patiënten te behandelen. In werkelijkheid is de beschikbare behandelcapaciteit vrijwel altijd eindig: er is sprake van schaarste. Tegelijkertijd varieert de frequentie waarin nieuwe patiënten zich melden. Dit beïnvloedt de omvang van de wachtrij: het ene moment wachten er veel patiënten, het andere moment geen of weinig. En wanneer er geen wachtenden in de wachtrij zijn, kan dit betekenen dat de beschikbare behandelcapaciteit niet benut wordt. Zo kan de situatie ontstaan dat sommige patiënten langer moeten wachten dan gewenst, terwijl de beschikbare capaciteit niet volledig wordt benut en zorgverleners afwisselend “hollen en stilstaan.” Dergelijke fluctuaties, in dit geval van de aankomstfrequentie van patiënten, kunnen we duiden met het meten van variabiliteit.

Variabiliteit is een maat voor de spreiding (verschillen) tussen waarnemingen, bijvoorbeeld de verschillen tussen de tijdsintervallen tussen de aankomsten van patiënten. Over het algemeen geldt dat hoe groter de variabiliteit is, des te lastiger het is om tegelijkertijd de behandelcapaciteit goed te benutten en de wachttijd voor de patiënt te beperken.

Variabiliteit doet zich niet alleen voor bij de aankomsten van nieuwe patiënten, maar vinden we overal: denk aan verschillen in behandeling tussen vergelijkbare patiënten, variaties in de duur van een behandelproces of in de uitvoering van (administratieve) werkprocessen. Al die vormen van variabiliteit kunnen invloed hebben op de mate waarin het zorgproces vloeiend doorlopen kan worden en de beschikbare capaciteit ingezet kan worden.

 

Omgaan met pieken en dalen

In veel situaties in het dagelijks leven wordt de capaciteit vastgesteld op basis van de pieken van de vraag. Denk bijvoorbeeld aan de capaciteit van het Nederlandse snelwegenwet. De wegcapaciteit wordt een groot deel van de dag niet volledig benut. Tijdens de spits, daarentegen, is de volledige wegcapaciteit wel benodigd.

De zorg is om begrijpelijke redenen vaak ook op piekdrukte ingericht. Niemand wil immers dat er een tekort aan IC-bedden ontstaat of dat zorg in acute levensbedreigende situaties niet beschikbaar is. In andere situaties kan het acceptabeler zijn dat de patiënt even moet wachten voor hij behandeld wordt. Bij het bepalen van de toegewezen hoeveelheid

Capaciteit maakt een zorgorganisatie, impliciet of expliciet, de afweging tussen een acceptabele wachttijd voor de patiënt en de gewenste benuttingsgraad van capaciteit (en dus acceptabele kosten). Die afweging is anders bij een IC-bed dan bij OK-capaciteit voor electieve operaties.

 

Dit zijn de uitdagingen van nacht- en weekendplanning in ziekenhuizen

De hoogte van de piek van de zorgvraag en de benodigde capaciteit om die piekdrukte te bedienen, is niet altijd een vaststaand gegeven. Vaak kunnen zorgorganisaties de vraag of het aanbod beïnvloeden. Dit kan door de piekdrukte af te vlakken (door de variabiliteit te reduceren) of te anticiperen door aanbod niet op de piekdrukte in te richten, maar mee te laten bewegen met de fluctuaties van de vraag. Deze interventies zorgen ervoor dat met dezelfde capaciteit meer patiënten geholpen kunnen worden of met minder capaciteit dezelfde hoeveelheid patiënten.

Een kluwen van zorgprocessen op elkaar afstemmen

In de werkelijkheid doorlopen patiënten zelden precies één zorgproces zoals in de voorgaande alinea’s is geschetst. In de praktijk is er sprake van processen die parallel plaatsvinden, elkaar opvolgen of weer uit deelprocessen bestaan. Denk bijvoorbeeld aan een proces waarin de patiënt eerst een consult heeft bij de medisch specialist, waarop beeldvormende diagnostiek volgt en vervolgens een operatie. Voorafgaand aan de operatie wordt de patiënt gescreend en nadien wordt de patiënt opgenomen in de kliniek. Al deze stappen kunnen beschouwd worden als aparte processen, waarbij de uitkomst van het ene proces het startpunt vormt voor het volgende proces.

De uitkomsten van het ene proces hebben dus een sterke invloed op hoe variabel de doorstroom is naar het volgende proces. Een bekend voorbeeld hiervan is de relatie tussen de operatiekamer en de kliniek in het ziekenhuis: het OK-rooster van de operatiekamer bepaalt in grote mate wanneer het aantal patiënten in de kliniek piekt en wanneer er minder patiënten aanwezig zijn.

Wanneer we vraag en aanbod op elkaar willen afstemmen, is het dus van belang om zorgprocessen in samenhang, ofwel integraal, te benaderen. Zorgprocessen in samenhang optimaliseren is één van de uitgangspunten van integraal capaciteitsmanagement.

Artikel geschreven door
Gerelateerd
Kenniscentrum